wallen onder de ogen

n. zak; tas; zak (onder oog), oogwal

v. in zak steken

[ pautsj]

1 〈 benaming voor〉 zak(je) ⇒ patroontas, tabakszakje

2 〈 benaming voor〉 (zakvormige) huidplooi ⇒ buidel, wangzak

♦voorbeelden:

2   she had pouches under her eyes • zij had wallen onder haar ogen

n. zak; tas; handtas; koffer; beurs; notitieboek; wild op jacht meegenomen; uier (bij een koe, schaap, enz.); oogwal (veroorzaakt door gebrek aan slaap of vermoeidheid); honk, een van de vier honken bij honkbal (Honkbal); kleine hoeveelheid illegale drugs (Slang); lelijke vrouw (Slang)

v. in zak, jas, koffer; doen; vangen (bij de jacht); te pakken krijgen; aanhouden, arresteren

[ bæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1  zak ⇒ baal

2  zak ⇒ tas, koffer

3 zakvormig voorwerp/lichaamsdeel

4  zak vol ⇒ 〈 figuurlijk〉 grote hoeveelheid

5  vangst 〈met betrekking tot gevangen/geschoten wild/vogels〉

6 〈meervoud; Brits-Engels; informeel〉 (wijde) broek

7 〈 beledigend〉 (lelijk) vrouwmens

♦voorbeelden:

2   pack one's bags • zijn biezen pakken

3   bags under the eyes • wallen onder de ogen

4   the whole bag of tricks • de hele santenkraam

     〈 informeel〉 bags of money • hopen geld

     bags of room • plaats genoeg

5   a good bag • een fe buit

7   a silly old bag • een stom oud wijf

¶ a mixed bag • een allegaartje

     〈 informeel〉 it's in the bag • het is in kannen en kruiken

→ diplomatic diplomatic/

————————

〈 bagged〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1  uitzakken

♦voorbeelden:

1   his pants bag out at the knees • hij heeft knieën in zijn broek

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen zwellen/uitpuilen/uitzakken

2 〈+up〉 in een zak doen

3  vangen ⇒ schieten 〈 wild, gevogelte〉

4 〈Brits-Engels; informeel〉 inpikken

♦voorbeelden:

2   bagged cargo • lading in zakken

4   〈 kindertaal〉 bags I! • hebbes!, mijn!, da's van/voor mij!